Precies 100 jaar geleden verging de reddingboot Brandaris van Terschelling. Bij het boothuis van de KNRM wordt een plaquette onthuld

.

.

Precies honderd jaar geleden verging de Terschellinger reddingboot Brandaris met man en muis. Bij het boothuis van de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij op West wordt zaterdag een plaquette onthuld met de namen van de omgekomen redders. Op zee wordt een bloemhulde gebracht.

Lees meer over
Terschelling

Het jaar 1921 is voor de Nederlandse zeevaart eentje vol rampspoed. In april slaat de roeireddingboot van Schiermonnikoog om, waarbij schipper Douwe Visser en roeier Ambrosius Dubblinga verdrinken. De 17,5 meter lange Brandaris van Terschelling, in 1910 als een van de eerste gemotoriseerde reddingboten gebouwd en destijds de grootste en modernste ter wereld, helpt mee zoeken naar de slachtoffers. Het is de voorlaatste tocht van schipper Jan Cupido, die vanwege zijn gezondheid gedwongen is het roer uit handen te geven. Cupido en zijn mannen redden in ruim tien jaar tijd 230 man.

De geruchtmakendste redding is die van het Amerikaanse vrachtschip West Aleta. De Brandaris haalt alle 46 opvarenden veilig van boord; jutters en bergers ontfermen zich over de lading van 35.000 vaten wijn.

De Reddingmaatschappij en ontwerper/bouwer Daan Goedkoop van de Kromhoutwerf prijzen zich bij het opnemen van de schade aan de Brandaris gelukkig dat de boot niet van hout is gebouwd, maar van degelijk ijzer, want de klappen die de reddingboot tegen de romp van de West Aleta maakte, zijn zo zwaar dat het dek ontzet raakt en het kluisgat scheurt; een houten boot had dit nooit overleefd.

Op 23 oktober vaart de Brandaris met vier man onder de nieuwe schipper Steven Wiegman tijdens zwaar stormweer uit naar de Duitse driemastschoener Liesbeth, die is gestrand in de Eierlandsche Gronden tussen Vlieland en Texel. De zoon van Wiegman komt net te laat bij de steiger om als opstapper mee te gaan; hij ziet hoe de Brandaris vlak buiten de haven de kop in de golven steekt.

In diezelfde storm is ook de stoomreddingboot President van Heel bij Hoek van Holland buitengaats en voor de Eems ligt de loodsboot op kruispost. De hevige wind stuwt de golven voor de ondiepe kust zo hoog op dat alle drie de schepen vergaan. Op één opstapper van de Van Heel na komen alle bemanningsleden om het leven, twintig man in totaal. De zes man van de Liesbeth worden uiteindelijk in een zeer riskante actie gered door de roeireddingboot van De Cocksdorp.

Wat er onderweg richting Vliehors met de Brandaris is gebeurd en waar precies zal altijd een mysterie blijven. De zo succesvolle Terschellinger motorreddingboot zou met haar vierkoppige bemanning nooit meer terugkeren in veilige haven. ‘Een ongeluk wordt gevreesd’, telegrafeert de plaatselijke commissie in een eerste reactie van ingehouden spanning aan het hoofdbestuur van de toenmalige N&ZHRM in Amsterdam.

Reddingboeien met het opschrift Brandaris spoelen al snel aan op Texel en op de Noord-Hollandse kust. De beschadigingen aan de boeien wijzen op een mogelijke explosie. Door een zeemijn, die tijdens de Eerste Wereldoorlog in groten getale door de Duitsers boven de eilanden zijn uitgelegd? Of was het de motor, waarover al eerder zorgen bestonden? Die haperde de laatste tijd wel eens, en het advies was om een vluchtiger soort brandstof te gebruiken.

Niet voor niets moest op de machinekamerdeur de tekst ‘Verboden te rooken’ worden geschilderd. Vanaf Vlieland wordt de Brandaris voor het laatst gezien, wanneer ze zich langs de kust moeizaam tegen de golven in worstelt, richting Texel. Op Vlie wordt de klap van een explosie gehoord en ruiken eilanders een sterke petroleumgeur.

Slechts het stoffelijk overschot van Steven Wiegman wordt gevonden. Hij spoelt aan op de dijk bij Harlingen en wordt bijgezet op de begraafplaats aan de voet van de vuurtoren Brandaris. Stuurman Albert Tot, machinist Ferdinand Kies en opstapper Rink Dijkstra vinden een zeemansgraf.

Naar het wrak is nog lange tijd gezocht, maar zonder resultaat. Zoekacties met schepen en een vliegtuig leveren niets op. Werkvolk bij de strekdammen langs het Vlielander strand zien tijdens het voorbijvaren op een vaste plek niet ver uit de kust nog regelmatig olie omhoog borrelen.

Het rampzalige nieuws over de drie schipbreuken leidt tot een schokgolf van medeleven onder de Nederlandse bevolking, met tal van geldinzamelingsacties tot gevolg. De Stichting Hulp na Onderzoek in Amsterdam schenkt aan de Reddingmaatschappij, en aan de Terschellingers, een nieuwe reddingboot, de huidige Brandaris. Die zal tot 1965 dienst doen en brengt maar liefst 519 man veilig aan wal.

Na allerlei omzwervingen onder particuliere vlag heeft deze Brandaris, in originele staat teruggebracht tot fraai gerestaureerde museumreddingboot, Terschelling weer als thuishaven. Tijdens rondvaarten met badgasten wordt door de bemanning steevast even stilgestaan bij het dramatische lot dat haar voorganger en naamgenoot tijdens die fatale herfststorm van 1921 trof.

Niet de eerste ramp

Het vergaan van de Brandaris met vier slachtoffers is niet de eerste ramp die het Terschellinger reddingwezen en de eilander gemeenschap treft. Tijdens een poging in 1880 om de opvarenden van het Engelse vrachtschip Queen of Mistley te redden, verdrinken bij het omslaan van de reddingboot van West de roeiers Lieuwe Cornelis Spits, Johan Ome, Cornelis Wortel, IJsbrand de Beer en Gerrit Bakker.

In 1908 volgt een vergelijkbaar drama wanneer bij de stranding van de Italiaanse driemastschoener Fernanda de reddingboot kapseist en schipper Steven Knop en de roeiers Hendrik Former en Teunis Brouwer omkomen in de golven.

Deze twaalf slachtoffers die hun leven gaven bij een poging anderen te redden, worden vandaag herdacht bij het boothuis op West met de onthulling van een plaquette. Samen met enkele nabestaanden van de bemanning van de ramp van honderd jaar geleden wordt een bloemenhulde op zee gebracht vanaf de Brandaris. De huidige Terschellinger KNRM-reddingboten Arie Visser en Frans Hogewind, en de Graaf van Bylandt van Vlieland zullen de Brandaris escorteren.

De laatste keer dat er onder de Terschellinger redders een slachtoffer viel, was in 1981, toen stuurman Jan Ruijg bij het omslaan van de strandreddingboot Nicolaas Marius verdronk. Tijdens een besloten bijeenkomst bij het boothuis van Paal 8 wordt ook hij vandaag met de onthulling van een plaquette herdacht.