Hoe goed lukt studeren in een vreemde taal?

Studenten in Vlaanderen en Nederland krijgen steeds vaker college in het Engels. Hoe beïnvloedt dat hun studieprestaties?

Bij de start van het academiejaar kunt u er vast niet omheen: het debat over het Engels in het hoger onderwijs laait weer op. Beleidsmakers slaan elkaar met doemscenario’s om de oren. Van gemiste internationalisering over steenkolenengels van professoren tot de teloorgang van het Nederlands. Maar hoe zit het met de kern van de zaak? Welke invloed heeft al dat Engels op de kennis van studenten? Weinig, zo blijkt uit ons onderzoek aan de Universiteit Gent. Maar in sommige situaties loopt het toch mis.

Studenten onthouden de details van een Engelse tekst, maar hebben moeite om hem na te vertellen

Nederland zit in de Europese top drie van landen die het Engels als instructietaal in het hoger onderwijs gebruiken. Twee derde van de universitaire masteropleidingen wordt volledig in het Engels gedoceerd. In Vlaanderen is dat naar schatting tien procent. Bij de bacheloropleidingen liggen de cijfers een pak lager. Engels wordt de lingua franca in de wereld, en ook in de wetenschap. Wetenschappers publiceren overwegend in het Engels en universiteiten trekken graag internationale studenten aan. De onderwijstaal volgt de trend.

Ondanks het terugkerende debat over de verengelsing van het hoger onderwijs weten we weinig over de gevolgen voor de kennis van studenten. Bij de LEMMA-onderzoeksgroep bestuderen wij de cognitieve gevolgen van informatieverwerking in een tweede taal, een taal die je minder beheerst dan je moedertaal. En wat dat ons vertelt over hoe het geheugen werkt.

Wat is onthouden, of liever: wat is vergeten?

We vergeten best veel. En gelukkig maar. Stelt u zich voor dat u uw fiets dagelijks in een rek plaatst aan het station, tussen honderden andere fietsen. Als u zou onthouden waar u hem alle vorige keren hebt gezet, wordt het bijzonder moeilijk om uw fiets straks terug te vinden.

Er bestaan verschillende vormen van langetermijngeheugen. Onze bewuste herinneringen en kennis over de wereld zitten in het ‘declaratieve’ of ‘expliciete’ geheugen. In ons brein is de hippocampus verantwoordelijk voor het ‘schrijven’ van expliciete herinneringen van recente gebeurtenissen, zoals de plaats waar u net die fiets hebt gezet. Enkele minuten tot uren later zijn die sporen gekopieerd naar de neocortex, vergelijkbaar met de harde schijf in de computer. Het meeste vergeten vindt daarna plaats. Wanneer de oorspronkelijke sporen tijdens de slaap verdwijnen uit de hippocampus – en dat doen ze bijna allemaal – blijven alleen de herinneringen over die tot in de neocortex zijn geraakt.

De plaats waar u uw fiets zet, is informatie over de context van een gebeurtenis. Dat type van informatie maakt deel uit van het episodisch geheugen. Daarnaast is er het semantisch geheugen, dat onze algemene kennis over de wereld bevat. Zo weten we bijvoorbeeld wat een auto is, dat een pen dient om te schrijven en dat Donald Trump de Amerikaanse president is. Wanneer u studeert, belandt die informatie (hopelijk) in uw semantisch geheugen.

Studenten aan de universiteit krijgen steeds meer Engelse teksten te verwerken.

In het semantisch geheugen ligt ook de betekenis van woorden opgeslagen. Vroeger ging men ervan uit dat tweetaligen een apart geheugen hadden per taal, als denkbeeldig woordenboek in hun hoofd. Als je in de ene taal sprak, sloeg je dat woordenboek open en had je geen last van de andere taal.
De werkelijkheid zit anders in elkaar. Misschien hebt u ook al ondervonden hoe Engelse uitdrukkingen in uw Nederlands taalgebruik binnensluipen. Plots zegt u ‘Het maakt geen zin’ (‘It doesn’t make sense’) in plaats van 'Dat houdt geen steek'.

Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat de talen die we kennen continu met elkaar in conflict komen. Deze studies onderzochten echter vooral woorden of zinnen, terwijl we in realiteit dagelijks teksten lezen, zoals krantenartikels, boeken, instructies of berichtjes.

Wat gebeurt er dan precies als je een tekst leest of instudeert? Tijdens het lezen van de tekst bouw je een netwerk van betekenissen in je hoofd – letterlijk een mindmap, dus. Je kan de tekst navertellen, maar niet letterlijk herhalen. Toch heb je woorden nodig om de tekst eerst te begrijpen en vervolgens terug naar boven te halen. Vormt het een probleem als dat Engelse woorden zijn? Onthoud je teksten volledig abstract of toch aan de hand van de woorden in die specifieke taal? Studenten krijgen steeds vaker handboeken of academische artikels in het Engels, terwijl de examens in het Nederlands zijn. Als ze de informatie in het Engels onthouden, wordt hun kennis dan onderschat?

Herkennen lukt, herinneren niet

Er is nog maar weinig onderzoek gebeurd naar de leerprestatie bij teksten in de moedertaal en een andere taal. Er zijn aanwijzingen dat studenten zich informatie die hen is verteld beter kunnen herinneren in de taal die toen is gesproken dan in een andere taal. Maar er is ook tegengesteld bewijs. Je prestaties hangen af van je kennis van die taal. Als proefpersonen met een zwakke of gemiddelde taalvaardigheid in het Engels zich een Engelse tekst moeten herinneren, lukt dat iets beter in hun moedertaal dan in het Engels. Dat nadeel valt weg bij proefpersonen met een sterke taalvaardigheid.

Andere onderzoekers vergeleken het studeren van een tekst in de moedertaal met studeren in een andere taal. Zij vonden nauwelijks verschil. Alleen lezen proefpersonen wat trager in hun tweede taal. De resultaten schieten dus alle kanten uit. Dat kan te wijten zijn aan de kleine steekproeven en aan de verschillen tussen de testmaterialen (verhalen in plaats van informatieve teksten).

In een experiment aan de Universiteit Gent lieten wij 199 e­erstejaarsstudenten korte, informatieve teksten instuderen binnen een tijdslimiet van zeven minuten. Vervolgens kregen ze een test met waar/niet waar-vragen of een test waarbij ze zoveel mogelijk informatie zelf moesten neerschrijven. De helft van de studenten kreeg alle taken in het Engels; de andere helft in het Nederlands. Wat blijkt? Op de waar/niet waar-vragen scoren de studenten even goed in het Engels als in het Nederlands. Maar als ze zelf moeten opschrijven wat ze weten, valt de score in het Engels een pak lager uit.

Ons geheugen bevat kennis die we correct kunnen herkennen, maar die we niet actief kunnen bereiken

Studenten verwerken de Engelse teksten dus niet rampzalig slecht. Ze kunnen veel details onthouden. Ze hebben wél moeite met het ophalen en zelf uitdrukken van de inhoud zonder duidelijke aanwijzingen. Ofwel situeert het probleem zich bij de productie van het Engels. Dat nadeel kan je compenseren met extra oefeningen in Engelse schrijfvaardigheid. Ofwel situeert het zich in de diepte van het verwerkingsproces. Ons geheugen bevat kennis die we correct kunnen herkennen, maar die we niet actief kunnen bereiken. Zoals wanneer je niet op de naam van iets kan komen. Dat heet marginal knowledge. Misschien verwerken we de Engelse teksten oppervlakkiger omdat we sommige woorden niet kennen en het moeilijker is om in een vreemde taal te lezen. Dan zal er meer kennis als marginal knowledge blijven hangen.

Als we de informatie inderdaad minder diep verwerken in het Engels, zouden we die ook sneller weer moeten vergeten. Geheugensporen die zwakker in ons brein ‘geschreven’ staan, vervagen sneller. Om dat na te gaan, testten we een nieuwe groep van 171 studenten met de waar/niet waar-proeven. Zij moesten na een dag, een week of een maand terugkomen voor een nieuwe reeks vragen. Volgens onze hypothese zouden de studenten die in het Engels hadden gestudeerd meer vergeten zijn dan hun leeftijdgenoten die in het Nederlands studeerden. Dat bleek niet het geval. De scores waren vergelijkbaar tussen de talen. Het geheugen in het Engels lijkt dus toch behoorlijk stabiel.

Verschillen in taalvaardigheid

Blijft nog de vraag wat er gebeurt als je studiemateriaal in het Engels is, maar je het examen in het Nederlands aflegt. Daarom hebben we studenten getest in drie condities: een Engelse tekst gevolgd door een Engelse test, een Engelse tekst gevolgd door een Nederlandse test of een Nederlandse tekst gevolgd door Nederlandse test. Ook hier moesten ze zelf de leerstof, zonder enig aanknopingspunt, zo goed mogelijk weergeven binnen een tijdslimiet. Ze kregen in alle condities een verklarende woordenlijst met de moeilijkste terminologie, en bij de Engelse teksten dus vertalingen van bepaalde woorden. Toch vonden we het nadelige effect van een Engelse tekst ook wanneer studenten de leerstof in het Nederlands mochten reproduceren. Met andere woorden: het probleem ligt niet bij de productie van het Engels, maar bij het onthouden van de inhoud. Taalfouten werden in deze taak niet afgestraft omdat we het geheugeneffect eruit wilden puren in plaats van de Engelse taalvaardigheid. Uiteraard zouden de studenten nog slechter scoren op een Engelse tekst wanneer die fouten wel in de score worden verrekend.

Zelfs met een korte verklarende woordenlijst scoren studenten slechter als ze een Engelse tekst moeten reproduceren.

We kunnen dus concluderen dat het probleem beperkt blijft tot een taak waarbij de student van nul moet beginnen om de kennis uit een Engelse tekst over te brengen. Toch is dit een belangrijk probleem, bijvoorbeeld bij essay-examens. Dat type examen wordt vaak gebruikt in het Engelse onderwijssysteem, met veel internationale studenten. Mogelijk gebruiken studenten minder efficiënte strategieën om het geheel van een Engelse tekst te onthouden en focussen ze meer op het woordniveau. Slotsom? Wanneer studenten de informatie zelf moeten reproduceren, hebben ze waarschijnlijk extra oefening nodig. Ook wijzen verschillende studies erop dat lezen en studeren in het Engels wat trager gaat, iets waar zowel docenten als studenten rekening mee moeten houden. Daarbij komt dat de verschillen in taalvaardigheid tussen studenten automatisch groter worden als ze niet in hun moedertaal presteren. Universiteiten moeten zich daarvan bewust zijn.

Toch is er geen reden voor paniek. Al is de vraag of de verengelsing een bedreiging is voor de carrière van studenten en voor de Nederlandse taal hiermee niet beslecht.

Heleen Vander Beken is met haar onderzoek naar tekstbegrip en geheugen in de moedertaal en een vreemde taal genomineerd voor de Vlaamse PhD Cup.

Meer over dit onderzoek: http://www.ugent.be/pp/lemma/en