Over geruchten in tijden van onrust - Johan Braeckman

We leven in tijden van terreur, vluchtelingen, seksuele aanrandingen ... Het is onvermijdelijk dat daar geruchten uit voortvloeien. Hoe daarmee omgaan?

Johan Braeckman is filosoof aan de Universiteit Gent.

Voor elke ernstige waarheidszoeker zijn geruchten zowel intrigerend als frustrerend. Ze klinken vaak plausibel, maar men vindt er geen doorslaggevende bewijzen voor. Ze lijken een leven te leiden in de schemerzone tussen waarheid en verzinsel. Men kan ze niet onmiddellijk als volslagen onzin afdoen, maar het ontbreekt aan concrete feiten om ze als volkomen realistisch te aanvaarden.

Ze steken vooral de kop op in tijden van maatschappelijke stress, onrust en crisis. De nood aan betrouwbare informatie kan dan tijdelijk groter zijn dan het aanbod, wat kansen biedt aan “geïmproviseerd nieuws”, zoals geruchten soms gedefinieerd worden. Al snel circuleren ze in een ontelbaar aantal variaties in kranten, cafés, roddelbladen, op het internet en alle mogelijke andere wandelgangen. 

Het is meestal pas veel later, als de rust is teruggekeerd, dat men feit van fictie min of meer kan onderscheiden. Soms blijken geruchten een kern van waarheid te bevatten, maar bestaan ze verder uit verzinsels en gebakken lucht. Het effect ervan is veel groter dan men doorgaans denkt. Ze kunnen niet alleen reputaties maken of kraken, maar ook medeverantwoordelijk zijn voor zowel grootschalige financiële crisissen als genocides.

Het is daarom merkwaardig dat ze pas laat een onderwerp van wetenschappelijke studie werden. Het eerste boek dat geruchten wetenschappelijk probeerde te verklaren is “The psychology of Rumor” uit 1947, van de Harvard-psychologen Gordon Allport en Leo Postman. Het is nog steeds zeer lezenswaardig. Allport en Postman classificeren verschillende soorten geruchten en leggen uit hoe ze ontstaan, zich verspreiden en gaandeweg gaan resoneren met de verwachtingen, overtuigingen en vooroordelen van het publiek waarvoor ze zijn bedoeld.

Ze bloeien op in tijden van verwarring en maatschappelijke controverse en circuleren overwegend rond een aantal kernonderwerpen, zoals etnische kwesties, globalisering en migratie, beroemdheden, en corruptie van de overheid en bedrijven.

Soms hebben ze duidelijke functies, zoals iets of iemand beschuldigen van een misdaad, het aanklagen van een wantoestand, of waarschuwen voor gevaar. Vaak bevatten ze meerdere elementen samen, zie bijvoorbeeld de talloze geruchten die sedert de middeleeuwen circuleren over Joden die de drinkbronnen zouden vergiftigen, de pest verspreiden en kinderen doden tijdens religieuze rituelen.

Het leidde in een niet gering aantal situaties tot vervolging en grootschalige executies van de vermeende daders. Geruchten over het malafide gedrag van Joden bestaan overigens tot op heden. Zo is bijvoorbeeld het geloof dat niet Al Qaeda maar de Joodse geheime dienst achter de aanslagen van 11 september 2001 zat, in het Midden-Oosten nog steeds wijdverspreid.

Giftige bronnen ...

Ook wanneer er geen enkel concreet en materieel bewijs bestaat voor geruchten, duiken al snel talrijke verhalen van zogenaamde ooggetuigen of insiders op. Zo brak er in 1630 paniek uit in Milaan naar aanleiding van het gerucht dat Joden en andere vreemdelingen, in het bijzonder Fransen en Spanjaarden, speciaal naar de stad afzakten om de bronnen te vergiftigen.

Al snel schakelde het gerucht naar een hogere versnelling: de deurklinken en banken in de kathedraal zouden ingewreven zijn met een giftige substantie, om de Milanese bevolking te treffen. Honderden mensen meenden vervolgens dat de deuren en muren van hun eigen huizen met gif waren besmeurd. Meerdere mensen werden verdacht en opgepakt. Een oudere man die in een kerk zijn stoel schoonmaakte, werd ervan beschuldigd er gif op te smeren. Hij werd in elkaar geslagen door omstaanders en vervolgens gemarteld tot hij bekende. Vele anderen dachten met eigen ogen te zien hoe vreemdelingen het gif op de muren en deuren aanbrachten.

... en een valse McCartney

Sommige geruchten zijn fascinerend omdat zovelen er geloof aan hechten, ondanks hun extreme onwaarschijnlijkheid. Een klassiek voorbeeld is het gerucht dat in 1969 ontstond over de dood van Paul McCartney. Hij zou in november 1966 zijn omgekomen bij een auto-ongeluk. De drie andere leden van The Beatles, in overleg met de platenmaatschappij, hielden zijn dood geheim om het artistieke en financiële succes van de groep te behouden. William Campbell, een man die eerder een McCartney-look-alikewedstrijd won, zou zijn ingehuurd om de echte McCartney te vervangen.

Het duurde niet lang of men vond tientallen aanwijzingen en ‘bewijzen’ voor het bedrog. In meerdere songs van The Beatles zouden verborgen boodschappen zitten die de dood en vervanging van McCartney aantonen. In het liedje “Revolution Number 9” bijvoorbeeld herhaalt een stem de woorden “number nine, number nine…”. Voor degenen die in het gerucht geloven is het geen toeval dat het woord “McCartney” precies negen letters telt. Als diezelfde song omgekeerd wordt beluisterd, menen sommigen “turn me on, dead man, turn me on, dead man” te horen.

Ook in meerdere andere liedjes zouden dergelijke geheime boodschappen zijn verwerkt, nota bene door de drie ‘overlevende’ groepsleden. Zo hoort men op het einde van “Strawberry Fields Forever” iemand zeggen “I buried Paul”. In werkelijkheid luidt de zin “I’m very bored”, maar dat weerhoudt een groot aantal believers er niet van om tot op heden Paul McCartney als dood en begraven te beschouwen. (Om de verwarring nog groter te maken zegt John Lennon misschien niet “I’m very bored” maar “cranberry sauce”. De onenigheid hierover voedt uiteraard de geruchtenstroom.) Er zijn nog honderden andere ‘bewijzen’, voor het merendeel gedocumenteerd in een boek van Gary Patterson uit 1998: “The Walrus was Paul: The Great Beatle Death Clues”.

Maar in plaats van te bewijzen dat Paul McCartney al bijna vijftig jaar dood is, illustreert Pattersons boek voornamelijk de bijwijlen verbluffende creatieve vermogens van de mens om zichzelf te overtuigen van de realiteit van onwaarschijnlijke geruchten. Voor de liefhebbers: een goed gedocumenteerd en vermakelijk boek dat korte metten maakt met het "Paul is dood-gerucht" is “Turn Me On, Dead Man: The Beatles and the Paul is Dead Hoax”, van Andru Reeve uit 2004.

De onvermijdelijkheid van geruchten

We beleven momenteel spannende en interessante tijden wat de studie van geruchten betreft. Meerdere ingrediënten die garant staan voor het ontstaan en de verspreiding ervan zijn continu aanwezig: dagelijkse berichtgeving over terreur en geweld, de constante media-aandacht voor de vluchtelingenstroom uit Syrië en andere landen, meer vreemdelingen in het straatbeeld, getuigenissen over seksuele aanrandingen en andere misdaden, enzovoort.

Het is vrijwel onvermijdelijk dat hieruit geruchten voortkomen waarvoor geen doorslaggevende bewijzen bestaan, maar die zich niettemin op grote schaal zullen verspreiden. Meerdere voorbeelden zijn nu reeds alomtegenwoordig, zoals: IS zou duizenden geïnfiltreerde leden hebben onder de vluchtelingen, en talloze vluchtelingen zouden onze hulp weigeren als die niet islamitisch correct is.

De verhalen zullen muteren, zich mengen met andere geruchten en roddels en zich enten op reële anekdotes en waarheidsgetrouwe gebeurtenissen, om verder te woekeren tot complexe fictieve verhalen, die zich aanpassen aan lokale vooroordelen en zich innestelen in het collectieve bewustzijn.

We zijn geboren verhalenvertellers, die overal koren vinden om de geruchtenmolen te voeden. De enige effectieve weerstand ertegen is te vinden in een combinatie van strenge feitelijke controle van de beweringen enerzijds en wetenschappelijk inzicht in het ontstaan, de structuur en de verspreiding van geruchten anderzijds.

Meest gelezen